Heel veel jaren geleden had ik de beslissing genomen een afspraak te maken met de uroloog om een eventueel toekomstig vaderschap uit te sluiten. De jaren ervoor had ik in vijf jaar tijd vier kinderen mogen ontvangen. Eerst één, dan weer één en toen twee tegelijk. Ik was bang dat het vermenigvuldigen was overgegaan in een soort machtsverheffen. Mijn vrouw had het in die tijd medisch nogal voor de kiezen gekregen, dus het mes moest er nu maar bij mij in: vasectomie!
Tijdens het eerste bezoek bij de uroloog kreeg ik uitgebreid uitleg aan de hand van plattegronden en bouwtekeningen over de behandeling en hetgeen ik voor die behandeling zelf aan werkzaamheden moest verrichten, zoals het verwijderen van de beschoeiing.
Op de dag van de, mijns inziens, kleine ingreep, besloot ik alleen naar het ziekenhuis te gaan, begeleiding was niet nodig, een ‘fluitje van een cent’ (bleek ook letterlijk na de ingreep). Mijn huisartsbroer stak me nog een warm hart onder de riem voor mijn vertrek. Op mijn vraag of de pijn te vergelijking is alsof je van je fietszadel bent afgegleden antwoordde hij: “Ja, maar dan van acht hoog!” Met deze bemoedigende informatie ging ik op pad.
Ik werd in de wachtkamer verwelkomd door een uiterst vriendelijke non, die mij vroeg haar te volgen. – Overigens behoefde je in die tijd geen legitimatie te tonen. Ze zal toch de verkeerde meenemen -. Wij arriveerden in een royale ruimte, dat slechts voorzien was van een scherm en een brancard, erg steriel, hetgeen ik na afloop ook hoopte te zijn. Daarbij dacht ik nog: Zou het hier nu moeten gaan plaatsvinden?
De non vroeg mij om mijn kleding uit te doen, mijn sokken mocht ik aanhouden. Wat verlegen keek ik om me heen en richtte mijn gezichtsveld op de dubbele deur waar, naar ik verwachtte, nu de uroloog met zijn koffer met attributen zou moeten verschijnen.
Nee, het plan was anders. De non vroeg mij om haar te volgen. We liepen een gangetje door. Ik van mijn borst tot ver onder mijn kruis zo glad als een gletsjer, achter de zuster in habijt aan. De ruimte vulde zich met het klikkende geluid van haar rozenkrans. De tocht ging langs een soort medische administratie om uiteindelijk in een behandelkamer te belanden.
De uroloog verwelkomde mij in een dolenthousiaste bui, alsof ik zijn nieuwe vakantie zou gaan bekostigen en vroeg mij of ik precies wist wat er ging gebeuren. Dat beangstigde me enigzins en zei, dat ik het belangrijker vond dat hij het wist en dat hij niet mijn amandelen ging knippen!
Goed, ik kon plaatsnemen op de behandeltafel en de uroloog wierp een blik op mijn kruis alsof hij bij de poelier stond en zei: “Ik ga u zo een paar verdovingsprikken geven”. Zuster Aldegonda vulde dit aan met: “en ik zal hetgeen in de weg hangt omhoog plakken met een paar pleisters”. Ik meldde, dat ik erg allergisch was voor pleisters, want als die er later zouden worden afgetrokken er niet veel meer aan huid overbleef. De zuster antwoordde vriendelijk: “Dan houd ik datgene tijdens de ingreep wel in mijn hand en uit de buurt van het mes”. Blij kon ik er niet van worden!
De dokter dacht, dat de verdoving nu wel zijn werk had gedaan en nam een mes en een schaar in zijn handen, waarna er een geluid ontstond alsof hij door het telefoonboek van New York stond te knippen! “Au!” riep ik en sloeg van de pijn mijn benen in de lucht. Ik had vergeten te zeggen, dat ik niet direct op verdoving reageer.
De arts schrok zo erg van mijn capriolen, dat de punt van het mes zijn weg had gevonden op een locatie, dat niet op de tekening stond aangegeven. Er werd bij verdoofd. Met verzamelde moed gingen we met z’n drieën verder. Op de achtergrond speelde geruststellende muziek, die Zauberflöte van Mozart. De toverfluit zal de komende tijd niet meer op mij van toepassing zijn.
De dokter gaf tussendoor nog wat technische informatie over hoeveel hij uit de leidingen zou verwijderen, opdat aan elkaar groeien onmogelijk zou worden. Een vreemde vertoning: de uroloog die als een soort loodgieter aan het werk was, ik lag te rollen van de pijn en de eerbiedwaardige naast de tafel, die als een soort tambour-maitre non-actief haar taak stond te vervullen! Na een drie kwartier was de reductie geschied.
Op de terugweg was er gelukkig weinig verkeer. Strompelend en kreunend liep ik mijn tuinpad op om vervolgens naar binnen te gaan. En dan je vrouw, die net een telefoongesprek beëindigde, die aan je vroeg: Viel het mee?” Voordat ik deze weldoordachte vraag kon beantwoorden viel ik voorover op de bank en lag half in coma. Ik zag nu alles voor een doedelzak aan!
Mijn zusje vierde die dag haar 15e verjaardag en ik wilde het haar niet aandoen om niet op bezoek te komen. Lopen ging al heel moeilijk, laat staan zitten. Ik wilde mijn streng gelovige ouders niet confronteren met het feit, dat een verdere uitbreiding van het grootouderschap van mijn kant niet meer aan de orde zou zijn. Dus kop op en net doen of ik naar de kapper was geweest. Toen ik mij voorzichtig op een stoel had laten zakken, hoorde ik mijn zus de trap aflopen en dolenthousiast op mij afkomen om met een plof op mijn schoot te belanden. Ik had werkelijk drie adamsappels!
De tijd daarna verliep zeer moeizaam en pijnlijk. Drie weken na de ingrijp heb ik, vanwege de pijn, een bezoek gebracht aan mijn huisarts. Toen hij enige tijd met verbazing de zaak had aanschouwd, sloeg hij zijn hand voor zijn mond en bleef zeer beduusd staren. Hij mompelde: “Of je ermee tussen een treinwissel hebt gezeten!” Ik was blauw van mijn buik tot mijn knieën..
Na enkele weken moest ik met een gevulde fles naar het ziekenhuis om te bezien of zich in de productie nog cellen zouden bevinden, die voortplanting kunnen veroorzaken. De afspraak was dat de tiende sessie moest worden afgeleverd bij een assistente van de uroloog, ook een wat oudere non.
Toen ik daar met de kruik binnenkwam stond ze met de rug naar me toe uit het raam te turen en nam niet de moeite om zich even om te draaien. “Wat komt u doen?” “Ik kom hier wat productie afleveren voor controle” zei ik. “Is dit de tiende keer?” vroeg ze streng. Ik zei, dat ik hier voor het eerst kwam! “Dat bedoel ik niet” zei ze narrig, “maar doet u het maar op mijn bureau!” hoorde ik haar van achter haar rug zeggen. Ik vroeg: “Moet ik het potje legen op uw bureau?” Ze draaide zich driftig om en zei: “Nee, natuurlijk niet, bent u gek!” Vreemde gedachte, zo’n ‘tiende keer’ zal voor haar wel een droom blijven….
Inderdaad een fluitje van een cent! Korte tijd daarna hebben de laatste nonnen afscheid genomen van het ziekenhuis. Ze konden die moderne tijd waarschijnlijk niet meer aan….